Interview
Bron                     : May Thomson, dochter van A.A.J.J. Thomson
Data                     : 23 september 2011, 8 december 2011, 24 april 2012, 25 juni 2012
Interview door      : Else Kooijman-Thomson

May Thomson

‘Ik ben geboren op 12 augustus 1929. Mijn ouders waren drie jaar verloofd geweest en in maart 1929 trouwden zij.

Aan het begin van hun huwelijk woonden zij in Oud Bennekom, in Huize Delborgo. Dat was een groot twee-onder-een-kaphuis met een grote tuin. Wij woonden in de linker helft. Ik heb daar gewoond tot ik drie of vier jaar oud was. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is dit huis door geallieerde bommen geraakt en verwoest. Het staat er niet meer. Op deze plaats staat nu een flatgebouw.

Daarna hebben wij gewoond in Ede aan de burgemeester Prinslaan nummer 10, tot ik een jaar of zes, zeven was. Vlak achter dat huis begon de heide. Daar wandelden we graag en m’n vader fietste over de heide naar de kazerne waar hij werkte.

In 1936 verhuisden we naar Voorburg omdat mijn vader in Den Haag ging studeren aan de Hogere Krijgsschool. We woonden op Van Horvettestraat 41. Hier heb ik het uitbreken van de oorlog meegemaakt. M’n vader was er niet. Die lag ergens bij de Grebbelinie. Rond vier uur werd ik wakker en ik wist het meteen, “het is oorlog.” Al die vliegtuigen die overkwamen. We zijn opgestaan en liepen maar wat door het huis. We keken wel naar buiten maar bleven ook bij de ramen weg, want ruiten kunnen springen. We konden het bombardement op vliegveld Ypenburg zien en ik heb een vliegtuig zien neerstorten. Eerst brak de ene vleugel af en toen de andere. Een paar dagen later werd Rotterdam gebombardeerd. Ik herinner me een grote vuurbal in de lucht. De bevolking werd opgeroepen om mensen die dakloos waren geworden, te komen ophalen. Toen zijn een moeder met drie kinderen enkele dagen bij ons in huis geweest. Ze zaten in de Rooms Katholieke kerk. Daar kon je hen op komen halen. Na een of twee nachten zijn zij weer terug gegaan naar Rotterdam.’